Christenen zijn door de eeuwen aan de haal gegaan met het ideaal van een volmaakte geloofsgemeenschap. Het begon al met de Donatisten die vonden dat mensen die tijdens de christenvervolging onder Diocletianus hun geloof verloochend hadden niet opnieuw in de Kerk konden worden opgenomen. Later waren het de anabaptisten die meenden dat de Kerk een zuivere gemeenschap moet zijn die zich afzonderde van de wereld om zo levensheiliging na te streven. In het Genève van Calvijn drukte de regel der dankbaarheid zwaar op het sociale leven en bleef ook daarna de gereformeerde gezindten in bijvoorbeeld Nederland in zijn greep houden. Het evangelicalisme heeft ook een dosis levensheiliging meegekregen via de heiligingsbewegingen van de 19de eeuw.
Christenen die de nadruk op levensheiliging lijken het gelijk aan hun kant te hebben. God zei het al tegen het volk Israël: “Gij zult heilig zijn, want de Here uw God is heilig”. Paulus sprak erover dat we de nieuwe mens aan moeten doen en de vrucht van de Geest moeten voortbrengen. Ook zijn gelovigen als individu én als gemeente een tempel van God. Petrus kon er in zijn eerste brief eveneens wat van met zijn stukje over geloofsbeproevingen, terwijl Johannes’ eerste brief ons een gelijk zijn aan Christus is het vooruitzicht stelt.
Toch is er een groot probleem met levensheiliging. En die bestaat vooral hieruit dat heiliging een fictie is. Kijk maar om je heen in christenland; niemand is daar echt heilig. En aan degenen die er heilig uitzien, en de tale Kanaäns (christelijk jargon) spreken, blijkt later vaak een steekje los te zitten. Heiliging is, denk ik, toch vooral het projecteren van een imaginair ideaal waaraan vervolgens niemand kan voldoen. De gedachte dat er een meetbare gedragscode is die men al heiligheid nastrevend kan bereiken, zorgt ervoor dat mensen diep gefrustreerd raken en, gebukt gaand onder des vijands onderdrukking, zichzelf een toekomstig hellevuur in het vooruitzicht stellen. Zulke innerlijke strijd en moreel falen kunnen ze natuurlijk niet aan de grote klok hangen, dus gaan ze het probleem te lijf met hypocrisie: ze doen gewoon of ze steeds heiliger worden. Daarbij kijkt men neer op de zwakkere medegelovige die nog niet zo bedreven in het spel is (d.w.z. eerlijker is).
Psychologen kunnen ons vertellen dat we het product zijn van onze genen, onze omgeving, en onze eigen reactie op die mix. Als er iets fout gaat in dat proces, dan zit je gewoon met de consequenties. Daar valt natuurlijk best wel wat aan te doen, maar dat hebben we het toch over gedragstherapie of andere vormen van therapie die er vooral op gericht zijn andere denk- en gedragspatronen bij ons teweeg te brengen die de problemen hanteerbaar maken. Maar echte totale persoonlijke transformatie? Nee dus. Je moet met je problemen leren leven.
Nu zullen sommige christenen tegenwerpen: maar de Geest dan? De heilige Geest is een kracht waar de psycholoog geen weet van heeft. Ok. Maar de christen blijkbaar ook niet, want de gemiddelde gelovige is minstens net zo mentaal gefrustreerd als de gemiddelde niet-gelovige. Vaak erger. Christenen kunnen juist vanwege hun wereldbeeld en onrealistische verwachtingen neurotischer zijn. Ze staan vaak meer op gespannen voet met hun eigen aardse realiteit. Dus óf die Geest is niet zo echt als wel geloofd wordt, óf die Geest kan vanwege de onrealistische denkbeelden over levensheiliging nog minder tot gelovigen doordringen dan bij niet-gelovigen al het geval is.
Luther moest in ieder geval van levensheiliging helemaal niets hebben. Bij hem was het niet zozeer de angst voor hypocrisie of de discrepantie tussen het menselijk zelf en de onrealistische verwachting over levensheiliging. Hij had een broertje dood aan, wat hij werkgerechtigheid, noemde. Als het geloof een gave is en als de vergeving door het geloof een gave is, dan moet je oppassen dat je toch niet weer een soort terugbetalingssysteem gaat bedenken. En levensheiliging is zo’n terugbetalingssysteem, ook al ontkent iedereen dat. Of je het nu levensheiliging, de regel der dankbaarheid, geloofsijver, strijd des geloofs of wat dan ook noemt, het blijft een betaling.
Voor Luther was er maar één manier om te blijven beseffen dat de rechtvaardiging van God komt, namelijk door te zeggen dat de gerechtvaardigde tevens altijd zondaar blijft. Luther had er een mooi Latijns gezegde voor: semper iustus et peccator, men is altijd zowel gerechtvaardigde als zondaar. Pas als je die twee samen neemt, kun je realistisch geloven temidden van de wereld zoals die werkelijk is met inbegrip van je eigen onvolmaaktheid.
Is er dan helemaal geen sprake van heiligheid of heiliging onder gelovigen? Jawel hoor, maar die ziet er heel wat anders uit dan de tomeloze drift die je nu vaak ziet om te bewijzen hoever men al is opgeklommen op de ladder van de zondeloosheid. Dat is een heiliging die naast hypocrisie, neurose, veroordeling van anderen en werkgerechtigheid ook leidt tot hoogmoed. De ware heiliging is te vinden waar je God vindt: nederig, in de goot, hangend aan een kruis, pretentieloos, bereid om als misdadiger te worden gezien. De heiligheid van God is openbaar in Christus als nederige liefde. Het is de soort heiliging die pas kan ontstaan wanneer ze niet wordt nagestreefd. Ze wordt zichtbaar temidden van de verbrokenheid van een zondig leven en de verslagenheid van een nederig hart.
Dat is natuurlijk een heiliging waar iedereen zich te goed voor voelt. Maar het is tegelijk een heiliging die niet een ondraaglijke last is maar een plotseling en onvermoed wonder dat een gave aan de ander blijkt te zijn.