(Op verzoek hier een vertaling van mijn eerder artikel: Fundamentalism: The Art of Owning God.)
Lastige vraag: wat is fundamentalisme? Je kunt dit geschiedkundig benaderen maar ook conceptueel. Laten we de laatste kiezen, want anders gaat dit artikel veel te lang worden.
Ik herinner me nog wel, toen ik zelf nog evangelisch was en eigenlijk stiekem een fundamentalist, dat ik de beschuldiging van fundamentalisme altijd wegwuifde. Wij waren niet te vergelijken met de moslimextremist die bloeddorstig het zwaard heft. Ook leken wij in de verste verten niet op die wereldmijdende sektes die in hun eigen zeepbel leven. Als ik me het goed herinner, was mijn tegenargument dan ook vooral dat wij evangelischen open staan voor de wereld. En dat is tot op zekere hoogte nog waar ook, maar, let wel, alleen tot op zekere hoogte. Uiteindelijk creëren evangelische christenen hun eigen versie van de wereld waarbij ze dingen van de wereld kopiëren die dan wel hun uiterlijke conformiteit aan die wereld behouden maar qua inhoud volledig worden overmeesterd en getransformeerd ten behoeve van de subcultuur. Denk bijvoorbeeld aan de christelijke rock die nu ineens “Scripturally rooted” (bijbelgetrouw) moest zijn. Waren evangelischen wel echt anders dan fundamentalisten?
Historisch gezien zou men kunnen zeggen dat voor het moderne tijdperk begon iedereen eigenlijk een beetje fundamentalistisch was. De zgn. premodernen waren nog niet door de deconstructieve fase gegaan waarin de eigen religieuze epistemologie, de eigen theologische methode, zeg maar, kritisch bevraagd werd. Maar dit fundamentalisme avant la lettre was tegelijk iets wat impliciet was in het denken. Het werd niet op een neurotische wijze met hand en tand verdedigd maar was op onschuldige wijze aanwezig. De middeleeuwse Katholieken hadden de Schrift en de traditie om te bepalen wie God is en wat God wil. Het culturele en sociale klimaat van die tijd vroeg niet om een kritische analyse van dit denksysteem, behalve natuurlijk wanneer het niet langer meer om God en Gods wil ging maar zelfverrijking van de Kerk. En dus kwam Luther.
Het was pas nadat de Reformatie de nadruk had gelegd op de Schrift als enig criterium (sola Scriptura) en nadat dit criterium tijdens en na de Verlichting onder hevige kritiek was komen te staan, dat er speciale pogingen werden ondernomen om, tegen de tijdgeest en het heersende intellectuele klimaat van de 19de en 20ste eeuw in, goddelijke openbaring exclusief in de Schrift te verankeren. Middels de oude Princeton School van de 19de eeuw en in de voortzetting van deze beweging in Westmister Theological Seminary begin 20ste eeuw, werd aan deze poging handen en voeten gegeven. Begin 20ste eeuw was er tevens de publicatie van een serie essays, de zogeheten Fundamentals, die een respons waren speciaal op een beweging die Social Gospel wordt genoemd. Het evangelicalisme in Noord Amerika vandaag begon als een afsplitsing van dit fundamentalisme een paar decennia na de publicatie van de Fundamentals. Historisch gezien staat het evangelicalisme dus dicht bij het christelijk fundamentalisme in Amerika. Maar dat is genoeg geschiedenis. Wat is fundamentalisme nu precies?
Een goede omschrijving is, denk ik, dat fundamentalisme de vermeende capaciteit is om precies te weten wat God is en wat God denkt. Hiermee heeft men, onbedoeld maar toch ook weer niet onschuldig, God onder de duim. Want als men weet wat God vindt, kan men ook bepalen, zeggen en opleggen wat God vindt. Fundamentalisten zullen het eens zijn met het eerste deel van mijn omschrijving, maar het tweede gedeelte heftig ontkennen. We hebben God niet onder de duim, zeggen ze, maar doen recht aan Gods soevereiniteit juist door Gods Woord als onfeilbaar te verdedigen. Ironisch genoeg, is het juist dit gebruik van de Bijbel als een verzameling onfeilbare presupposities die ongevoelig is voor en onaantastbaar door de menselijke context, menselijke interpretatie, en menselijke feilbaarheid, die onherstelbare schade aanricht aan Gods reputatie.
Sommige fundamentalisten denken misschien dat hun versie van fundamentalisme een vriendelijke variant betreft, omdat zij het “Gij zult niet doden” als Gods letterlijke verbod beschouwen en daarom dogmatische pacifisten zijn. Ze doen niet geen insect kwaad. Dit is allemaal leuk en aardig maar dezelfde mensen zeggen: “De Here heeft het volk Israël bevolen al de inwoners van Jericho te doden, inclusief vrouwen en kinderen (want dat staat in de Schrift).” Sommige passages in de Bijbel klinken echt niet zoveel anders dan de retoriek van de radicale aanhangers van de religie van het zwaard. En het is allemaal Gods letterlijke woord. Toch?
Probeer ik nu fundamentalistische gelovigen te demoniseren? Alsof—en sommigen suggereren dat natuurlijk, zelfs Nederlands politici—alle fundamentalisten uiteindelijk bloeddorstige monsters blijken te zijn die niets liever willen dan vliegtuigen en drukke markten opblazen. Nee, dat is totaal niet het punt dat ik hier wil maken.
De meeste fundamentalisten, of ze nu moslim of christen zijn, zijn nette burgers die brave levens leiden, met hun ups en downs, met hun lusten en lasten, hun “ingang en hun uitgang”. Zeker, de fundamentalistische optie kan leiden tot radicalisering en in onze huidige context lijkt het er sterk op dat fundamentalistische moslims daar meer gevoelig voor zijn dan fundamentalistische christenen. Alhoewel, de collectieve psychose die op dit moment het Amerikaans evangelicalisme in zijn greep houdt, is behoorlijk verontrustend, als ik eerlijk mag zijn. (Ja, ik heb het over het wijdverbreide support onder evangelischen voor Donald Trump.) Maar ik geloof niet in het demoniseren van brave mensen zelfs als ze een beetje raar doen.
Het punt is dat fundamentalisten, vanwege hun vermeende capaciteit om te weten wat God is en denkt, God eigenlijk onder de duim hebben. Het is echt heel moeilijk te begrijpen hoe mensen zo kunnen zijn gaan denken. Immers, zelf al zou je een onfeilbaar boek van God in bezit hebben, dan nog is er geen enkele garantie dat je een juiste interpretatie kunt produceren. Bovendien kan die vermeende absolute kennis over God, vervat in de Schrift, slechts ontsloten worden wanneer men in het bezit is van een volmaakte kennis van de context, cultuur en de taal van de bijbelse narratief, de schrijver én de doelgroep. Maar dat is simpelweg niet mogelijk. Al gevolg heffen veel van dit soort gelovigen de prepositionele claims van het boek van God tot universele contextloze absoluutheden, waarbij dan de tekst, context, geloofsgemeenschap, doelgroep van de tekst … én God geweld aan worden gedaan:
God verbrandde de inwoners van Sodom en Gomorra met zwavel omdat ze homo’s waren.
God doodde Onan omdat hij masturbeerde.
God wil niet dat vrouwen leraars of leiders zijn in de kerk.
Scheiding is niet toegestaan want tegen de wet van de Heer.
Vrouwen moeten hun hoofd bedekt houden en moeten geen make-up dragen maar in plaats daarvan kinderen baren.
De enige manier om kerk te zijn is te vinden in de bijbelse patronen in de brieven van Paulus.
God schiep de wereld in zes dagen, want dat staat in Gods woord.
Ham was vervloekt door God en datzelfde geldt voor zijn nakomelingen.
Zo kan ik wel doorgaan…
Dit is jammer voor God, omdat God het paradepaardje wordt van een hoop onzin, regressieve ideeën en wetenschappelijk achterhaalde dogma’s. Fundamentalisten projecteren hun eigen beperkte interpretatie van de werkelijkheid op God in de naam van het Woord. God zit bij fundamentalisten onder de duim! God wordt het voorwendsel voor menselijke agenda’s.
Dit is jammer voor vrouwen, omdat het patriarchaat nimmer effectiever is dan wanneer het God als handlanger inlijft bij de poging vrouwen te onderdrukken. Zelfs vrouwen worden actieve participanten in het fundamentalistische project het vrouwelijk geslacht de mond te snoeren.
Dit is jammer voor seksuele ethiek en morele vorming in het algemeen omdat een contextuele ethische situatie zoals die functioneert in een bepaalde narratief verabsoluteerd wordt en als universele categorie opgelegd wordt aan sociale gemeenschappen in anderen tijden en plaatsen.
Dit is jammer voor een juiste integratie van religieuze en wetenschappelijke discourses. Niet onbelangrijk omdat de behoefte aan integratie van feitelijke kennis en de betekenis van feiten groter is dan ooit tevoren. Fundamentalisme is grotendeels debet aan het feit dat het christendom niet echt meedoet in de discussie.
Dit is jammer voor theologie, omdat alles blijkbaar al bekend is en eenvoudig en duidelijk voor onze neus staat. We hoeven alleen nog maar de puzzelstukjes van God in de Schrift aan elkaar te voegen en dan is het plaatje compleet. God hoeft niet langer verbeeld te worden, gehoopt te worden, ontdekt te worden, vermoed of bevraagd te worden. Het is een kwestie van puzzelen met prepositionele claims in de Bijbel.
Het is uiteindelijk jammer voor het christelijk geloof, omdat het als religie z’n stem kwijtraakt in het publieke debat. Er is niet langer een relevant boodschap die genezing, troost en liefde brengt. Uiteindelijk is fundamentalisme alles wat het evangelie niet is. Het is de kunst van God onder de duim hebben en dat is niet bepaald een kunst om trots op te zijn.