Column for www.cip.nl
We willen er allemaal bij horen. Het maakt niet uit waarbij, als we maar ergens bij horen. We willen deel uitmaken van de groep. Zo zitten mensen in elkaar. Ook wanneer we bij God willen horen doen we dat via de groep. Zo zijn er groepsregeltjes en groepsgedrag dat bepaalt of je ‘erbij’ hoort, of je ‘al bij God’ hoort. Officieel heet het dat je een beslissing voor Jezus hebt genomen of dat je belijdenis hebt gedaan, maar heel veel hangt af van ‘de regeltjes’.
Dat weet ik zelf maar al te goed. In de kerkelijke gemeenschap waar ik toe behoor, kwamen, toen ik nog jong was, nieuwe mensen die heel erg geestelijk waren. Ze hoorden nog meer bij God dan de rest van de kerk. Dat kon je horen aan hun taal, want ze spraken “Prijs de Heer” met een soort randstads accent uit waardoor het klonk als ‘pwijs de Heew.’ Op een of andere manier moest iedereen dat nadoen. Je kon het ook zien. De armen gingen heel vaak de lucht in. Om erbij te horen waren dat accent en die armen (en nog wat van dat soort dingen) de onuitgesproken maatstaf van hoe geestelijk je was. Het liet namelijk zien hoe intiem je met God omging en hoe klaarblijkelijk, gelet op de emotionele uitbarstingen, God dit gedrag sanctioneerde. Voor andere groepen zijn er andere maatstaven: ernstig zijn, de rituelen goed uitvoeren, de naam van God goed uitspreken en schrijven, etc.
Nu we het dan toch over de naam van God hebben. Mozes vroeg om Gods naam. Niet verwonderlijk, want hij was door God tot Gods afgezant gebombardeerd en dan is het wel zo handig als je kunt zeggen door wie je bent gestuurd. God zegt: “Ik ben” heeft je gestuurd. Deze naam bestaat alleen maar uit medeklinkers in het hebreeuws: JHWH. Gelovigen joden zijn altijd erg voorzichtig geweest met die naam. Ze plaatsten er daarom de klinkers in van het woord Adonai, dat ‘Heer’ betekent. Je komt dat gebruik nog steeds tegen in de Nederlandse Bijbel waar ‘Jhwh’ met ‘Heer’ wordt vertaald. Reformatorischen gebruiken dan steevast ‘Heere’.
Dat ontzag voor Gods naam is prachtig, maar wat bijna niemand doorheeft, is dat die naam van God niet betekent dat God gedefinieerd is. In de tijd van Mozes was de naam van iemand synoniem met het wezen van die persoon. Met de naam had je grip op iemands identiteit en wezen. God zegt alleen maar “Ik ben die Ik ben”. Dat is een tautologie. Je weet nog niets. Je kunt er alle kanten mee op. Jos de Keijzer is Jos de Keijzer. Klopt. Dat weet iedereen. Geen nieuwe informatie hier.
Of toch? Bij God horen—weer even terug naar het beginthema—is niet aan de groepsregeltjes voldoen. Het is niet Gods naam op een bijzondere manier uitspreken die aan de eis voldoet. Want je kunt op God geen grip hebben. Hij is de God voorbij alle namen. Bij God horen is louter en alleen gebaseerd op het feit dat God ons kent, dat God ons benoemt. Wij kennen Gods naam niet; wij hebben niet de sleutel tot een hoger geestelijk niveau. Gedragscode verschaft ons geen magische toegang tot de insiders. Je bent Gods insider wanneer God je bij je naam noemt. Hij kent jou. Wij mogen alleen met stomheid geslagen ons buigen voor Gods mysterie dat in Jezus Christus tot ons komt.