Column for www.cip.nl
Toen Luther, de monnik, trouwde, deed hij dat openlijk om de duivel een hak te zetten. Voor Luther was de duivel een realiteit die met de komst van de reformatie niet in het nauw was gedrongen. Hij stak juist meer dan ooit de kop op om alles van God te vernietigen. Voor de meeste mensen in de tijd van Luther was het verbreken van de celibaatsbelofte wel zo’n beetje het ergste wat Luther kon doen. Het was koren op de molen van Rome die altijd had beweerd dat Luther een duivelskind was. Luther koos er niet alleen voor om van de wereld te genieten maar deed zijn belofte aan God om celibatair te leven net zo hard in de ban als de Roomse kerk met hem had gedaan. Voor Luther was juist het Rome van zijn tijd een duivelse en antichristelijke beerput van ongerechtigheid waar de ware kerk van Christus als in een babylonische gevangenschap verzeild was geraakt.
Sympathie met Luther ten spijt, zullen velen zich afvragen waarom trouwen zo’n klap in het gezicht van de duivel was. In de middeleeuwen, waar Luther in veel opzichten nog bij hoort, werd de duivel gezien als een wezen dat van viezigheid en slechtheid houdt. Daar waar de wereldse zonde is, daar wentelt de duivel zich wellustig in de drek die erbij hoort. Om de duivel te ontvluchten ging je naar het klooster. Ver van wereld, zonde en duivel kon je je dan concentreren op God en voorbede doen voor de gewone man. Luther had een heel andere kijk op de duivel. Hij vond de duivel niet in de wereld maar juist in het klooster. Niet omdat klooster slecht was, maar omdat de duivel houdt van vroomheid. Niet de wereld is zozeer het toneel van de strijd tussen God en satan, maar de kerk. De duivel is in de kerk. De monnik kon in zijn heilige levenswandel hoogmoedig worden of ten ondergaan aan de wanhoop om zijn zonde (zoals met Luther bijna gebeurde). Daar waar Jezus aan het werk is, kunnen we satan ijverig bezig zien om alles wat God op het oog heeft te vernielen.
Door te trouwen zei Luther ‘nee’ tegen geveinsde vroomheid, heulende hoogmoed, averechts werkend ascetisme en wereldmijdend dualisme dat zonde en lichaam in dezelfde categorie plaatst. Hij omarmde daarmee de wereld van vlees en bloed, de wereld door God gemaakt, de wereld waarin het Woord was vleesgeworden, de wereld waarin Gods genade openbaar wordt en Jezus naar het verlorene zoekt.
Wij kunnen veel van Luther leren. Voor ons het gaat het niet zozeer om wel of niet een huwelijk aangaan. Wij bouwen echter nog steeds onze kloosters van vroomheid waarin we een “tale Kanaäns” spreken, de boze buitenwereld proberen te vermijden, en stil in ons kleine hoekje zitten te wachten op het einde der wereld. We voelen ons goed zo, nee, beter, beter dan de ander die nog niet zo heilig is. We trekken ons terug in onze veilige zondagochtendbastions waarin we lofliederen zingen, pepermuntjes snoepen en vooral niet bezig zijn met de vraag hoe we relevant kunnen zijn voor de wereld van vlees en bloed waartoe wij door Christus worden geroepen. We beseffen niet dat satan naast ons in de kerkbank zit en lustig meezingt. Ook hij krijgt tranen in de ogen van de mooie preek, tranen van vreugde omdat het ons niet tot actie in de wereld beweegt. Een kerk die alleen bezig is met de hemel daarboven, vormt immers geen bedreiging voor het kwaad.
We moeten naar buiten. De kerk uit! Net als Luther, die het klooster verliet en met een vrouw van vlees en bloed trouwde. Naar buiten, moeten we, daar waar de vleesgeworden Christus aan het kruis hangt. Midden in de wereld. Vóór de wereld. De duivel zal met ons meereizen en heel onrustig worden, maar er is geen andere weg. De kerk die door de duivel in slaap gewiegd wordt en zichzelf geestelijk verrijkt, is voor Luther de kerk van de antichrist. De enige ware kerk is de kerk die door satan op leven en dood bevochten wordt. Wij moeten de wereld omarmen en liefhebben. Het is de wereld van God, de wereld die het Woord moet horen en in actie moet zien. Dit is waar Jezus ons toe roept.