Column for www.cip.nl
Mensen zijn lichamelijke wezens. Dat wil zeggen, ze hebben lichamen, ze leven hun leven met deze lichamen; ze zijn hun lichamen. Over het algemeen koesteren en voeden ze deze lichamen, weerstaan ze ziekten, proberen ze de dood van hun lichamen uit te stellen, streven ze een lang leven na. Leven ligt besloten in en wordt begrenst door deze lichamen. Zo lang als onze lichamen in leven zijn, zijn wijzelf in leven.
Wij zijn in staat onze dromen, idealen, doelen na te streven en onze taken te vervullen dankzij onze lichamen. Wij treden in gemeenschap met anderen middels onze lichamen en de anderen presenteren zich aan ons in hun lichamelijke vorm. Wanneer onze lichamen zich overgeven aan de dood en eindigheid zijn tol eist, stopt ons leven. “Van stof ben je, en tot stof zul je terugkeren.” Tussen stof en stof bestaan we in onze lichamen. Dan sterven we en bestaan slechts als sluimerende herinnering van onze lichamelijk bestaan in de levens van hen die aan ons terugdenken.
Wat betekent het om een lichaam te hebben? Wat betekent het om in onze lichamelijke vorm in relatie te staan tot God onze Schepper en Verlosser? Zolang als christelijke theologie bestaat, is er de neiging geweest om het lichamelijk bestaan de devalueren, het minderwaardig te beschouwen. De meningen over het menselijk lichaam liepen uiteen van het lichaam als een container of zelfs een gevangenis waaruit de ziel bij de dood verlost wordt tot een hemels bestaan tot ideeën over het lichaam als synoniem met de zondige gevallen scheppingswerkelijkheid. Vanwege de fragiliteit en eindigheid van het lichaam hebben denkers het lichaam overgegeven aan de verrotting van een verloren wereld en zich uitgestrekt naar de hoop op een verontlichaamde hoop in het hemels Jerusalem.
Het lichaam is echter belangrijk. Wij zijn onze lichamen. Maar er is meer. In onze lichamen komt het beeld van God tot uitdrukking vol van liefde voor een materiële wereld die verlossing behoeft. Vrouw en man zijn in de wederzijdse complementering van hun menselijke identiteit en de uitdrukking van hun lichamelijke eenwording, samen beeld van God (Gen 1:26-27). De eerste opdracht die voortvloeit uit het beeld Gods zijn is die van voortplanting. Seks is een uiting van het beeld van God. Hoewel het onderscheid tussen ziel en lichaam gemaakt mag worden, komt het in het Oude Testament nauwelijks tot uitdrukking. De ingewanden zijn de zetel van de wil, de emoties, het geweten. In de vleeswording van het Woord, kwam God in een menselijk lichaam naar ons toe. Wij kunnen God slechts kennen in de lichamelijke realiteit van het lichaam van Jezus: zijn helende handen, zijn transformerende woorden. “Dit is mijn lichaam dat voor jullie verbroken worden.” Wie denkt dat onze toekomst bestaat uit ontzielde lichamen in de grond en ontlichaamde zielen in de hemel, begrijpt niet dat God in Jezus kwam om deze wereld te redden, om ons lichamelijk bestaan een nieuw leven in te blazen. De God die zijn levensadem in de neusgaten blies van Adam zodat hij een levend wezen werd, zal ons dood gebeente tot leven wekken door de kracht van zijn Geest. Wij zullen in onze lichamelijke realiteit bij God zijn en voor God leven. Gods realiteit zal in onze lichamen belichaamd worden. Ons lichaam is belangrijk!