Column for www.cip.nl
Eindelijk heeft Rob Bell openlijk toegegeven voor het homohuwelijk te zijn. Veel christenen zullen denken: “Is Rob Bell soms gek geworden? Blijkbaar zit het toch fout met die Emergent Church beweging. Eindelijk wordt de kloof tussen de voormannen van hyper-postmodern christendom en het ware evangelikale geloof duidelijk. Hoe kun je zowel christen als voorstander van het homohuwelijk zijn?” Ik snap die reactie. Ik sta eigenlijk ook niet aan de kant van Bell, die met de voornaam ‘Pietje’ zijn belhamelig karakter als avantgardistisch figuur in christelijk Amerika beter recht zou doen.
Toch snap ik Bell heel goed—steeds beter, eigenlijk, naarmate ik meer homo’s leer kennen die serieus christen zijn. Begrijp me goed, ik ga geen pleidooi voor Bell of homohuwelijk houden, maar waarom zou ik zomaar meepraten met iedereen die het stug houdt bij een totale afwijzing van alles wat homo is? Daar komen we ook geen steek verder mee. Wat doen wij als ‘bijbelgetrouwen’ met homo’s? Niks. Vrijwel niks. De meesten van ons zwijgen als het graf. Het is een taboe. We weten er geen raad mee. Het is onder ons ‘geen probleem’ en waar dat wel zo is (wanneer een christen die homo is de moed heeft in de publiciteit te treden) wordt het eenvoudig afgedaan als zonde. We wassen onze handen, prijzen God dat we zelf niet ‘zo’ zijn, en gaan door alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Dat is wat mij steekt. Dat is wat niet klopt.
Laatst was ik in gesprek met een vriend, een medestudent van me. “Ik moet je iets belangrijks vertellen,” zei hij, “nieuwe ontwikkelingen in mijn leven”. Toen we alleen waren vertelde hij: “Ik ben een paar weken geleden uit de kast gekomen.” Ik wist niet goed hoe te reageren, hoewel ik niet echt verbaasd was. Een paar weken later dronken we weer koffie samen. In plaats van er omheen te draaien, begon ik er toch maar over: “Over je homo zijn… ik weet niet of ik achter een homoseksuele levensstijl kan staan, maar ik wil dat je weet dat we vrienden zijn, dat ik je enorm respecteer en dat dit, wanneer je een vriend krijgt, niet zal veranderen.” Het gesprek ging vervolgens over een theologie die hij aan het construeren was ter ondersteuning van homoseksuele geaardheid. Ik moet zeggen, een indrukwekkend staaltje denkwerk ook al ben ik niet van zijn gelijk overtuigd.
Dit verhaal is niet om mezelf als voorbeeld te stellen. Verre van dat. Ik maak onderdeel uit van degenen die de taboe in leven houden, maar ik begin te begrijpen dat we moeten praten. Als een minderheidskerk in een geseculariseerde samenleving kunnen wij homoseksualiteit niet langer negeren. We moeten ermee aan de slag gaan. We zullen wegen moeten vinden om de homoseksuele naaste een open deur te bieden naar de kerk. Een kerk waar die zich thuis kan voelen en waar hij of zij door de Geest onderwezen kan worden.
Misschien gaan Bell en de vele anderen die “affirming” zijn (d.w.z. homoseksualiteit als normaal beschouwen) te ver, maar het evangelie is ook voor homo’s. Als homo’s alleen maar het “Nee” horen van een kerk waarin allerlei zonden als normaal beschouwd worden (hoogmoed, jaloezie, hebzucht) zijn zij als ‘van nature’ voorbestemd om veroordeeld te worden. Los van alle theologische standpunten is er de pastorale realiteit en noodzaak om voor hen ook een “Ja” te laten klinken.