Article for Dutch newspaper Reformatorisch Dagblad, March 2013
Toen Stille Zaterdag kwam, had het stil moeten blijven. Dat was althans de bedoeling van diverse groepen belanghebbenden. Jezus van Nazareth was dood en dat moest volgens sommigen die daar blij mee waren vooral zo blijven en voor anderen was dit het einde van een mooie droom. Het was stil op Stille Zaterdag. De dag had geen speciale naam, hoewel het wel een belangrijke sabbat was; het pascha werd gevierd. Maar dat het stil was bleek wel uit het feit dat het kruis neergehaald, het lichaam van Jezus bijgezet, de menigte die “Kruisig hem!” geroepen had naar huis gegaan, en het graf gesloten was. Niet zomaar gesloten, want de olicharchie van farizeeën en schriftgeleerden had een wacht gekregen van Pilatus die een verzegeld graf bewaakte. De nu dode Jezus had namelijk over een opstanding uit de dood gesproken. Niet dat ze zoiets echt verwachtten, maar je weet hoe dat gaat met oproerkraaiers: straks gaan ze er nog met het lijk vandoor en dan zijn de poppen echt aan het dansen.
Die angst was niet echt gegrond. De volgelingen van Jezus waren uiteengeslagen en kapot. Zeker, ze hadden hoge verwachtingen gehad van Jezus. Was hij niet de messias die alles op orde zou brengen: de Romeinen het land uit, herstel van de tempeldienst en het koningshuis van David met een prominente plaats voor Israël onder de volken? Maar Jezus was dood. Die droom kon nu niet meer uitkomen. Jezus had zich vergist en zijn volgelingen hadden zich op hun beurt op hem blindgestaard. Theoloog N.T. Wright legt uit dat de beweging van Jezus van Nazareth weliswaar naast een messiaanse beweging en een koninkrijk van God-beweging ook een opstandingsbeweging was. Zulke bewegingen waren er wel meer, maar een combinatie van alledrie was wel speciaal. Uiteindelijk horen Messias, koninkrijk van God en opstandingsgeloof bij elkaar. Maar zo’n opstanding, legt Wright in zijn reconstructie van het vroege christendom uit, werd aan het eind van de wereldgeschiedenis verwacht, niet nu. Niet daags na Jezus’ dood! Ook Jezus’ volgelingen wilden daarom de stilte van zaterdag laten voortduren. Ze wilden wegkruipen; ontgoocheld en gebroken de dingen afwachten. Hoop had plaats gemaakt voor angst. Het enige initiatief kwan van de vrouwen op zondagochtend. Maar bij hen ging het niet om een hoopvolle verwachting, maar de wens om de dode Heer een laatste eer te bewijzen. Hun verbijsterend verslag dat volgt op de ontmoeting met de engelen, sprak de andere volgelingen niet aan. Ze stonden net als Thomas niet bepaald open voor het idee van een leeg graf.
Nu is de opstanding van Jezus niet te bewijzen. Een leeg graf is natuurlijk niet echt een bewijs. We weten zelfs niet eens waar dat graf precies is. Historische gebeurtenissen zijn nooit te bewijzen en zeker niet in het geval van iets wat nog nooit eerder is voorgekomen: opstanding uit de dood. Daarom moeten we op zoek naar aanwijzingen en omstandigheden. We mogen daarbij de evangeliën als historische verslagen in dienst stellen van een historische reconstructie. Wat dan opvalt is dat er iets niet klopt met die stille zaterdag. Tenminste, die zaterdag klopt wel, maar wat daarna gebeurde is er niet mee te rijmen. Pilatus en de kliek in Jeruzalem hadden alles gedaan om de ‘onzin’ die erna kwam te voorkomen. Ze hadden ook de macht daartoe. En toch konden ze het lege graf niet voorkomen of tegenspreken. Dat de volgelingen van Jezus ineens zo positief werden en gingen spreken over een opgestane Heer, klopt ook al helemaal niet. Theorieën zoals die van de groepshallucinatie (een collectieve zinsbegoocheling van de discipelen) of het gestolen lichaam van Jezus (het dode lichaam elders herbegraven en dan zeggen dat er een opstanding gebeurd is) kunnen de verandering niet verklaren. In het eerste geval hoefde het lijk van Jezus maar door de straten gesleept te worden als bewijs dat Jezus toch dood was. In het tweede geval is het niet te verklaren waarom Jezus’ volgelingen het lijk van Jezus zouden stelen om vervolgens voor deze leugen bereid te zijn gemarteld en gedood te worden. Daar komt nog bij dat een opstanding van Jezus wel het laatste was dat ze verwachtten. Ze wilden geen heisa maar stilte.
Deze argumentatie levert indirect bewijs. Het laat zien dat er iets gebeurd moet zijn waarvoor maar één verklaring recht doet aan alle feiten: Jezus is echt uit de dood opgestaan! De leiders in Jeruzalem wilden de macht aan zichzelf behouden en zetten Pilatus (die op zijn beurt geen gedonder wilde in Palestina) in om de herinnering aan Jezus voorgoed uit te wissen. Hun angst voor de discipelen van Jezus was echter ongegrond, omdat deze groep niet alleen Jezus kwijt was, maar ook zijn cryptische boodschap totaal niet had begrepen. De leiders wilden stilte om hun macht te behouden, de volgelingen van Jezus wilden stilte om te kunnen treuren en vervolging te vermijden. En dan ineens wordt de kleine groep gelovigen getransformeerd tot een groep die vrijmoedig getuigt van de opstanding van Jezus en bereid is om elk lijden te ondergaan om deze boodschap van hoop in de hele wereld te laten klinken.
Stille zaterdag werd een galmende gong die nog steeds nadreunt en opnieuw in beweging wordt gezet, een trompetgeschal dat maar aanzwelt. Ook vandaag nog. Want ook vandaag, zijn er mensen die teneergeslagen zijn vanwege terleurstellingen. De hoop op geluk is bedrogen uitgekomen en alles wat er nog rest is het stoffelijk overschot van een gebroken droom te begraven, het graf te verzegelen en daarna stil te zijn. Maar ook vandaag breekt, tegen alle verwachtingen in en tegen alle pogingen om stilletjes op te gaan in het eigen verdriet, de hoop van de opstanding door. Mensen leren de levende Jezus kennen; hun leven verandert. De hoop keert terug en plots staan deze mensen op als uit de dood. Ook dat is indirect bewijs. Wat doet deze ‘dode Jezus’ toch met al die mensen die ineens hoopvol worden en opnieuw beginnen te leven? Nu, de dode Jezus is tot leven gekomen. Hij is opgestaan uit de dood en vervult gebroken levens met zijn opstandingskracht.
Nogmaals, de opstanding is niet te bewijzen. Kon dat wel, dan zou de opstanding iets zijn wat bij deze wereld hoort. Aangezien deze wereld een verbroken wereld is, zou de opstanding bij deze verbrokenheid horen: niets nieuws, geen hoop. Stilte alstublieft! Maar Jezus’ opstanding hoort niet bij deze wereld; het breekt door in deze door zonde en dood aangetaste wereld. Plotseling is er hoop, verandering, transformatie. Zoiets bewijs je niet; je getuigt ervan, want je bent er van top tot teen vol van. Dit gebrek aan stilzwijgendheid bij discipelen van toen en van nu is het beste bewijs.